Deze bomen staan momenteel in bloei. Zie ik zo’n pracht, ga ik terug in de tijd en denk aan oudtante Sije en haar man Gerrit. Hij was een broer van de moeder van mijn vader. Volg je het nog? Ze woonden in Oranjewoud aan de Lollius Ademaleane in een keuterboerenhuisje met een smalle lange lap grond erachter. In de voortuin dus zo’n mooie roze prunus. Zij had een rond koppie met krullen en een klein postuur op kromme o-beentjes. Hij had pretoogjes en die hebben hen beiden door het leven gedragen, want makkelijk hadden ze het niet.

Gehaakt vestje

Op die strook grond achter hun huis, verbouwden ze groenten op keurige schoven en akkertjes. Boontjes doppen en invriezen voor de winter. Weckflessen met pruimen en ik denk niet voor een eigen gedestilleerde brandewijn. Ze leefden uitermate sober en elke cent werd omgedraaid eer deze werd uitgegeven. Zij hield een kasboek bij waarin elke munt werd verantwoord. Al die boeken lagen op een keurige stapel bewaard. Ik voel nog mijn verbijstering dat ze soms op de fiets, een ordinaire zonder versnellingen of elektra, naar ons gezin in Leeuwarden gingen en retour. Als puber was dat beyond mijn realiteit. Ze trokken daar een dag voor uit en vulden hun fietstassen met groenten en fruit en gehaakte pannenlappen, poppen en poppenkleren en ook eens een vestje voor mij. Net als mijn twee nichtjes mochten we kleuren uitzoeken en zij haakte een uniek stuk.

Opgewarmde koffie

Er werd niks weggegooid. De verse koffie van ’s ochtends werd ’s middags rustig opgewarmd voor henzelf maar ook voor de visite. Ik geloof wel dat iedereen er welkom was overigens. Deze hartelijkheid is trouwens een familie-eigenschap ook in mijn gezin van ooit, hoewel onze uitingen toch wat rijker van toon waren. Vanzelfsprekend werden de kleren versteld en de sokken gestopt totdat de stop groter was dan de oorsprong, stel ik mij voor. Kom daar nu nog es om, wie kan er nog een sok stoppen? Ik misschien onder dwang. En terwijl ik dit schrijf, roept mijn klusser de vraag of ik ook stickerverwijderaar heb. Jazeker en met ÊÊn greep weet ik het kleinood, dat daar al jaren staat te wachten op deze unieke gelegenheid, te traceren. En ik lach om mezelf, want ook hier valt de appel niet ver van de stam, realiseer ik me nu. Vorig jaar kreeg ik applaus van de student die mijn ict op orde bracht, toen ik hem mijn voorraad vol snoeren showde: ‘Zo’n doos zou iedereen moeten hebben! ‘ Er wordt niks in onze stamboom, dat nog bruikbaar kan zijn, weggebonjoerd.

Kropje sla voor een kwartje

Ik had een tante die vlaste op hun vermogen, overigens geen idee waar dat naar toe is gegaan. Ze waren niet van de kerk en hadden geen directe familie. Die tante kwam op de koffie want tante Sije was niet op haar achterhoofdje gevallen, zeker niet daar waar het de pecunia betrof. Ze diende de geldwolfin van repliek door een kropje sla aan te bieden voor slechts een kwartje. De geschiedschrijving hapert bij de voldoening hiervan.

Verlostang

Ik stel me voor dat ze een eenvoudig leven hebben gehad waar weinig flexibiliteit nodig was. Er waren geen kinderen die fleur en jeugdigheid in konden brengen, tot grote spijt van beide oude stamboomgenoten. Hun eerste en naar later bleek enige kind kwam dramatisch ter wereld. Dit kleine vrouwtje met haar smalle bekken kreeg het kind niet uitgeperst en de huisarts kwam er aan te pas om de boreling met de tang gruwelijk wreed uit de baarmoeder te verlossen. Het kind overleefde het niet en ook de baarmoeder van tante Sije verloor haar functie.

Sporen

De markante boom bleef lang na hun dood de voortuin tooien en het duurde zeker nog een decennium eer deze plaats moest maken voor een brede oprijlaan met zwart en grijs grind naar een uitgebreide en gemoderniseerde vrijstaande eensgezinswoning, waarmee de concrete sporen van tante Sije en ome Gerrit nu slechts tot deze letters reiken.