In mijn familie wordt gezongen. Misschien was zingen en muziek maken, het enige vertier in de crisis- en oorlogsjaren, de kindertijd van mijn ouders? Mijn vader vertrok als jongste hummel van 2 met de rest van het gezin naar Duitsland. Ze gingen er vlak over de grens bij Wesel en later Wiesbaden wonen en lieten hun berooide boerderij in Oudehaske achter. Geen droog brood mee te verdienen in de crisisjaren en dit moest er wel zijn voor de hongerige monden van 3 meisjes en 6 jongens. Geboortebeperking was er niet. Mijn oma Janke talmde bij het naar bed gaan in een poging tot, maar dat werd niet begrepen door mijn opa Gerrit.

Zwaan kleef aan

Pake, Fries voor opa, werd er bedrijfsleider voor de Duitse herenboer en leverde goed werk, hij was vooral een topper in melken. In Duitsland was het gewoonte om de koeien 3 maal per dag te melken, maar mijn opa zette dit terug naar 2 maal. Hij wist dat de totale opbrengst hetzelfde zou zijn. Hij won een prijs in de vorm van een tinnen schaal voor zijn melkerskunst en daar was hij erg trots op. Beppe, mijn oma was een lichtend baken voor elk die steun kon gebruiken, ik erfde de liefde voor dieren van haar. In Duitsland was het regelmatig een gezellige boel, een zwaan-kleef-aan huishouden zeg maar. Er was volop eten en iedereen mocht meedelen in de weelde aan grote tafels vol dampende aardappelen met spekvet, stel ik mij zo voor. En dan samen spelletjes doen, goochelkunstjes, sketches en moppen tappen. Oom Gerrit speelde accordeon en de jongste telgen, mijn vader Uilke en tante Jantje zongen tweestemmige liederen, Duitse (lili Marleen, ook in het Engels) Friese en Hollandse. Nog steeds hebben wij daarom een Duitse en een Friese tak, want de oudste kinderen Auke, Arend en Jeltje bleven en de rest ging mee terug naar Friesland. Zoon Ruurd sloeg de brug en streek later in Limburg neer.

Bijzondere jeugd

Mijn vader kijkt terug op een bijzondere jeugd. Hij was een eenling omdat ie niet echt bij de Duitse leeftijdsgenoten hoorde en het kader was volstrekt onduidelijk. Het was een toestand waar je zelf wat van moest maken. Zijn zusje heeft angstige herinneringen maar mijn vader meer avontuurlijke. Heit, Fries voor vader, vergelijkt de huidige Corona-tijd met toen. Hij vindt het naar voor de jeugd, die vast gezet wordt en hun vrienden amper kan ontmoeten. Hij labelt deze tijd voor zichzelf als ’te doen’ omdat zij immers de oorlog hebben meegemaakt. Mooi dat de oudere generatie een ander referentiekader kan bieden. Er waren soldaten nabij hun huis gelegerd. Eerst Duitsers, later Engelsen en Amerikanen. En iedereen was welkom, de familie bleef soeverein en dat werd gedoogd door de Herenboer. Mijn vader werd als jochie gevraagd om tabak te sjacheren en vertier te organiseren. De soldaten mochten hem graag en hij bracht veel tijd bij hen door.

De harmonie van de alt en de tenor

Ik ken mijn vader als de man die altijd deuntjes floot als ie aan het werk was en met name als het goed wou lukken. Hij fietste met zijn vet leren dienstjas van de NS van en naar huis en altijd met goede luim en dat markante fluitje. Mijn moeder zong de tweede stem, de altpartij en vader was een zuivere tenor. Dat zijn goede jeugdherinneringen. Ik heb dat zingen van hen en het fluiten van hem overgenomen. Ook vooral als iets rond is en ik tevreden ben dan zet ik als vanzelf een partij in. Maar ook onder de douche en in de auto kan ik galmen zonder enige terughoudendheid, het brengt me vervulling, ik krijg er een blij hart van en spa rood in mijn lijf. Ik deed onlangs een onderzoekje uit de losse pols, onder de clan van mijn vaders kant met wie we een familie app hebben. Broers doen dr niet aan, mijn 2 Duitse nichtjes wel! En dan is er nog een zingende en fluitende oudste neef, zoon van tante Rinnie en opgegroeid in het gezin van mijn opa en oma. Samen met zijn vrouw zingt hij net als mijn ouders vroeger bij de afwas. Mijn ene nichtje en ik doen het ook graag in de auto en soms levert dat vreemde blikken op in het verkeer. Op de begrafenis van Arend, de vader van de zingende nichtjes, heb ik met mijn ouders gezongen. Dat het niet uitsterve!

Crisis tekent

Na de oorlog gingen ze terug, net zo berooid als hoe ze vertrokken. Ze lieten een grote houten keet per trein versturen en dat werd later hun bivak voor meerdere jaren. In die tussentijd werd het gezin verdeeld ondergebracht bij familie. Het waren koude winters, de gure wind gierde onder de keet door. In de crisisjaren en de oorlog was er amper onderwijs geweest. Mijn vader deed niet mee met de clubskes van de hitlerjugend, in der schule werd er voornamelijk getekend en gezongen. Toen hij op zijn 12-de terug kwam in Nederland, stak de bovenmeester veel energie in zijn leergierigheid. In 1 jaar tijd haalde hij de hele lagere schooltijd in. Hij moest verder leren vond de meester, maar dat vonden mijn grootouders niet nodig. Dat had geen van de kinderen immers gedaan. En die miskenning heeft pijn gedaan bij mijn lieve vadertje. Ik denk dat op dat moment het vertrouwen in autoriteit werd aangetast. Hij studeerde daarom later, vanuit de wil om te laten zien dat hij het in huis had, naast zijn werk en haalde alle diploma’s zodat hij les kon geven aan de MTS en HTS. En daar liet hij het bij. Denk dat ie daar verstandig aan deed. Het onderwijs zou minder tot fluiten hebben genodigd.

Eigen partij

Mijn ouders maakten veel zelf. Vader bouwde thuis en ook bij mij later een badkamer, een zeventiger-jaren plafond met schrootjes en inbouw-spotjes, een hippe lambrisering en hij repareerde apparaten. Samen stoffeerden zij meubilair. Maakten zeilen voor de zeilboot van mijn broers. Die mijn jongste broertje, per ongeluk, bij de weg voor de vuilnisophaaldienst zette. Note to self: Doe nooit waardevolle zaken in vuiniszakken! De grootste gave die mijn ouders aan hun nazaten nalaten, is in mijn ogen, de liefde voor elkaar. Mijn jongste broer zegt wel es dat ze maar 1 hobby hebben, namelijk elkaar. We leerden de goede kant van het leven en er wat van te maken. Broer Gerrit en ik hebben hun handigheid geerfd, hij heeft een florerend bouwbedrijf. Jongste broer Wieger boert financieel het beste en die laat de dingen dus doen. Broers en zus kunnen goed samen, maar zien elkaar zelden. Als er crisis is, zijn we een team en gaat het naadloos. Het kost tijd om je draai te vinden in het leven. En ieder krijgt zijn eigen partij noten te kraken of te zingen.